Financiering
De kaders voor het treasurybeleid zijn vastgelegd in de wet Financiering decentrale overheden (Wet Fido), de Verordening Beleids- en Verantwoordingsfunctie, het Waterschapsbesluit en het treasurystatuut.
Risicobeheer
Kasgeldlimiet
In de wet Fido is vastgelegd dat de hoogte van de kortlopende financiering wordt beperkt door middel van de vastgestelde kasgeldlimiet. Voor waterschappen is die limiet bepaald op 23% van het begrotingstotaal op 1 januari van het betreffende jaar. Voor 2025 bedraagt het begrotingstotaal € 265,0 miljoen waarmee de kasgeldlimiet uitkomt op € 61,0 miljoen.
Rentegevoeligheid
Er is geen risico op renteschommelingen op bestaande leningen, de rente en de looptijd van deze leningen zijn vastgezet bij het afsluiten. Risico is er alleen bij nieuw af te sluiten leningen en bij herfinanciering van leningen.
Renterisiconorm
De renterisico’s op de vaste schuld worden ingekaderd door toepassing van de renterisiconorm. De renterisiconorm is erop gericht renterisico’s te beperken door spreiding in de looptijden van langlopende geldleningen. De renterisiconorm houdt in dat het bedrag aan aflossingen en het lening bedrag dat in aanmerking komt voor renteherziening in enig jaar de vastgestelde renterisiconorm niet mag overschrijden. De renterisiconorm is wettelijk vastgesteld op 30% van het begrotingstotaal per 1 januari van het begrotingsjaar. De renterisiconorm is € 79,5 miljoen (30% van € 265,0 miljoen). In 2025 bedraagt het af te lossen bedrag voor WSHD € 22,4 miljoen. Hiermee blijft WSHD ruim onder de renterisiconorm.
Berekening renterisiconorm (bedragen x € 1 mln.) |
Begroot 2025 |
Begroot 2026 |
Begroot 2027 |
Begroot 2028 |
Begroot 2029 |
---|---|---|---|---|---|
Begrotingstotaal |
265,0 |
282,4 |
297,6 |
319,7 |
319,0 |
Percentage regeling |
30% |
30% |
30% |
30% |
30% |
Beschikbare renterisiconorm |
79,5 |
84,7 |
89,3 |
95,9 |
95,7 |
Renteherzieningen |
- |
- |
- |
- |
- |
Aflossingen |
22,4 |
26,3 |
31,5 |
39,9 |
45,2 |
Benodigde renterisiconorm |
22,4 |
26,3 |
31,5 |
39,9 |
45,2 |
Ruimte onder renterisiconorm |
57,1 |
58,4 |
57,8 |
56,0 |
50,5 |
Financiële risico’s
Bij het beheer van de liquide middelen spelen renterisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico, koersrisico en valutarisico een rol. Voor het waterschap zijn de twee laatstgenoemde risico’s niet aan de orde omdat WSHD geen via een beurs verhandelbare aandelen heeft en alleen met eigen valuta werkt.
Het renterisicobeheer is het beheersen van risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van vreemd vermogen hoger, respectievelijk dat de renteopbrengsten van activa lager zijn dan een gewenst niveau. Zolang de rente op korte financieringsmiddelen lager is dan de rente op lange financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van korte middelen. De berekende grens van de kasgeldlimiet wordt hierbij als maximum aangehouden, tenzij er redenen zijn om hiervan tijdelijk af te wijken, bijvoorbeeld het verlaat opleggen van de omslagheffingen. Het aantrekken van kasgeldleningen kan een instrument zijn om binnen het maximum van de kasgeldlimiet te blijven.
Het kredietrisicobeheer (of debiteurenrisico) is het beheersen van risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie als gevolg van het niet (tijdig) kunnen nakomen van de verplichtingen door de tegenpartij. Dit risico wordt zoveel mogelijk beperkt door het voeren van een sociaal invorderingsbeleid langs heldere procedures. Mocht incasso uiteindelijk niet mogelijk blijken te zijn dan volgt uiteindelijke inschakeling van deurwaarders. Waterschap Hollandse Delta heeft deze taak ondergebracht bij het SVHW.
Het liquiditeitenrisicobeheer is het beheersen van risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjareninvesteringsplanning waardoor de financieringskosten hoger kunnen uitvallen. De beheersing van dit risico is afhankelijk van de hardheid van de cijfers die in de meerjarenbegroting zijn opgenomen.
Kasbeheer
Kort geld wordt aangetrokken in de vorm van een rekening-courant krediet, kasgeld- en call-geldleningen bij de huisbankier De Nederlandse Waterschapsbank N.V (NWB) of andere geldverstrekkers die voldoende kredietwaardig zijn. Voor 2025 bedraagt de maximaal aan te vragen kredietlimiet € 61,0 miljoen. Dit is gelijk aan de maximaal toegestane kasgeldlimiet.
Berekening kasgeldlimiet |
Kwartaal 1 |
Kwartaal 2 |
Kwartaal 3 |
Kwartaal 4 |
---|---|---|---|---|
Begrotingstotaal |
265,0 |
|||
Percentage regeling |
23% |
|||
Kasgeldlimiet |
61,0 |
|||
Gemiddelde vlottende schuld |
118,0 |
170,3 |
97,1 |
69,3 |
Gemiddelde vlottende middelen |
36,6 |
171,1 |
125,2 |
60,7 |
Netto vlottende schuld |
81,3 |
-0,8 |
-28,2 |
8,6 |
Kasgeldlimiet |
61,0 |
61,0 |
61,0 |
61,0 |
Ruimte onder kasgeldlimiet |
-20,4 |
61,8 |
89,1 |
52,3 |
Waterschapsfinanciering
Leningenportefeuille
De omvang van de leningenportefeuille wordt per 1 januari 2025 geraamd op € 291,0 miljoen (1 januari 2024 € 281,6 miljoen) en de reguliere aflossing op € 22,4 miljoen (2024 € 20,7 miljoen). Er vinden in 2025 geen extra aflossingen plaats omdat daarvoor contractueel geen mogelijkheden bestaan.
Het Waterschapsbesluit schrijft voor dat de rentekosten moeten worden toegerekend aan de beleidsproducten. Deze toerekening vindt plaats via de renteomslag. Het renteomslagpercentage (rekenrente) wordt bepaald door de begrote rentekosten te delen door de verwachte boekwaarde van de vaste activa per 1 januari. Het renteomslagpercentage wordt 2,52%. In de Programmabegroting 2024 was de renteomslag 2,35%.
Liquiditeitsprognose
De verwachting is dat in 2025 een nieuwe vaste geldlening moet worden afgesloten voor € 58,8 miljoen.
Daarnaast zal er in oktober 2025 een lening van 20 miljoen gestort worden door de Bank Nederlandse gemeenten. Dit is de 4e storting van de lening van 200 miljoen die in 2022 is aangetrokken. Daarmee is de prognose dat er in 2025 voor € 78,8 miljoen aan aangegane leningen nodig is.
Rente langlopende leningen en aflossingen
De verwachting ten tijde van het opstellen van de begroting is dat de rente voor langlopende leningen in 2025 3,25 % (2024 3,75%) zal zijn, en vanaf 2026 3,25%. Medio 2024 bedroeg de rente 2,79% uitgaande van 10 jaar lineair (medio 2023 – 3,24% uitgaande van 10 jaar lineair).
De totaal begrote rentelast 2025 bedraagt € 9,8 miljoen.